Antoon Van Eeckhout

Toespraak Algemene Vergadering VVRO

29 juni 2022

Inleiding

Voor wie mij niet kent of zich niet meer herinnert wie ik ben, wat voor sommige oudere reisagenten misschien wel het geval kan zijn, mijn naam is Antoon Van Eeckhout, binnen afzienbare tijd waarschijnlijk bekend onder de benaming  Antonius Quercus, een zeldzaam fossiel die enkel in de Vlaamse klei voorkomt.

Vooraleer men mij, later tijdens deze bijeenkomst, met vlag en wimpel, maar wel met mijn instemming, naar buiten draagt, wil ik toch het 25-jarig bestaan van de VVRO, die ik beschouw als één van mijn geesteskinderen, niet zomaar laten voorbijgaan.

CONSUMENTENBESCHERMING

Toen ik in het voorjaar van 1966, voor rekening van mijn toenmalige werkgever, Standaard Boekhandel, mijn eerste reis (naar het Hotel Son Caliu in Palma Nova), aan de familie Aneca, verkocht (die tot op vandaag leverancier is van de VVR) was de toenmalige commissaris-generaal voor toerisme, Arthur Haulot al bezig met de bescherming van de reizende consument.

Hij steunde de goedkeuring van de wet van 21 april 1965, houdende het statuut van de reisbureaus, die hij, terecht, als een wet ter bescherming van de consument beschouwde, en was ook de auteur en drijvende kracht achter de Internationale Overeenkomst betreffende het Reiscontract van 1970, die op 2 februari 1976 in België kracht van wet kreeg.

De reisbureausector is nooit gelukkig geweest met deze evolutie. In maart 1971 verklaarde de toenmalige voorzitter van de, toen zeer machtige, UFTAA, de Fin Gunmar von Haartman: dat de reisagenten steeds maar armer werden en zich deze strenge wetgeving niet konden veroorloven.

De man had er geen idee van wat zijn collega’s nog zou te wachten staan.

De tegenstand van de UFTAA zorgde er wel voor dat deze wetgeving enkel in België en Italië van kracht werd en het duurde tot 1990 vooraleer de Europese Unie een Pakketreizenrichtlijn uitvaardigde die uitmondde in de goedkeuring van de reiscontractenwet van 16 februari 1994, die echter slechts in november 1997 haar volledige uitwerking kreeg.

GARANTIESTELLING

Een belangrijk onderdeel van de consumentenbescherming was het veiligstellen van de, door de consument betaalde, reissommen. De steeds machtiger wordende consumentenverenigingen kwamen met deze eis op te proppen als alternatief  voor hun onaanvaardbare eis tot de afschaffing van de voorschotten.

Het zijn de Nederlanders die, op vrijwillige basis, vanaf 1971, initiatieven namen om hun zogenaamde Garantiefonds op te richten. Het was de bedoeling van de Nederlanders om, door het oprichting van een Garantiefonds, te voorkomen dat de overheid zelf een dergelijk initiatief zou nemen.

De VVR volgde dit voorbeeld en stelde in 1982 voor om ook in België een soortelijk systeem in te voeren maar dit werd door de grote touroperators, via ABTO, afgewezen.

Nadat echter bleek dat de nieuwe reiscontractenwet een garantiestelling zou opleggen, werd een werkgroep bestaande uit uw dienaar (namens de VVR), Jean Helft (namens UPAV) en Luc Van Geluwe (namens ABTO) belast met de studie van de problematiek en men kwam snel tot de conclusie dat in elk geval moest worden vermeden dat de overheid de garantiestelling zou in handen nemen.

Na intensief lobbyen verklaarde de bevoegde minister, Elio di Ruppo, zich akkoord om het Belgisch garantiesysteem exclusief te verbinden aan een verzekering op voorwaarde dat de ganse reisbureausector het daar mee eens was en er zou aan meewerken.

Dit leidde op 13 januari 1994 tot de oprichting van de v.z.w. Garantiefonds Reisgelden met als leden: ABTO, BTO, FBAA, UPAV en VVR, en als voorzitter Gerard Brackx, met als voorzitter van het Uitvoerend Comité: Baron Maurtis Wollecamp, en als waarnemend (in juni 1995 definitief) directeur, Mark De Vriendt.

Exact één jaar later werd een “Onderlinge Verzekeringsvereniging“ gesticht, nadat was vastgesteld dat een v.z.w; voor de gestelde doeleinden niet bruikbaar was.

Op 17 september 1996 volgde de erkenning door minister Elio di Rupo maar snel kwamen de traditionele tegenstellingen die in de reisbureausector heersten, ook in het Garantiefonds aan het licht.

De maskers vielen af tijdens een onderhoud tussen “de baron” (Maurice Wollecamp), Gerard Brackx en mijzelf op de zetel van de Bank van Parijs en de Nederlanden, waar Wollecamp toen Executive President was. Wollecamp zei mij toen, tijdens het nuttigen van een Mouton Rothshild, letterlijk:

Beste Antoine, ik heb de balansen van de Belgische reisbureaus door onze computers gehaald

(blijkbaar had hij mij ook door de computer gehaald, want alleen in officiële documenten, wordt ik Antoine genoemd) en het blijkt dat de helft van de reisbureaus virtueel failliet is. Wij (het Garantiefonds) zullen die dus niet verzekeren en wij hebben jou nodig om die sukkelaars naar de uitgang te begeleiden.

Ik heb de Mouton Rotshild  niet in zijn gezicht gegooid,  alhoewel ik even met dat idee speelde, maar antwoordde:

Beste Maurice, uw computers kunnen wel lezen, maar niet interpreteren. Uw conclusies zijn dus niet correct. Gerard en ik zullen andere oplossingen vinden die beter zijn voor de reisbureaus dan de uwe. En nu gaan wij het over iets anders hebben, bijv. de wijn die u voorzien hebt bij het dessert (dat bleek een Chateau d’Yquem te zijn)

Ik heb nooit meer met Wollecamp gepraat en ik kon Gerard Brackx niet overtuigen om te kiezen voor mijn oplossingen. Dit leidde tot conflicten tussen de vertegenwoordigers van de grote touroperators (ABTO) en de grote ketens (BTO) enerzijds en de voornaamste vertegenwoordiger van de KMO bedrijven (VVR) anderzijds met tot gevolg dat de VVR brak met deze “onderlinge verzekeringsvereniging”.

VLAAMSE SOLIDARTIEIT REISGELDEN

In december 1997 richtte de VVR de VVRO op met als merk: de Vlaamse Solidariteit Reisgelden. Het ging om een v.z.w. die collectieve verzekeringspolissen, bestemd voor de VVR leden, afsloot met achtereenvolgens Gerling Konzern (1997-2002), de Europese (2002-2015) en Amlin als verzekeraar.

Belangrijk hierbij is te weten dat de VVRO zelf nooit een overeenkomst met een verzekeraar heeft opgezegd. Het zijn altijd de verzekeraars zelf die zich, uit deze verzekeringstak, hebben teruggetrokken. Deze beslissing had niets te maken met de verzekering insolventie zelf, maar met de interne politiek van de betrokken verzekeraars.

Toen ik het met Wollecamp en Brackx had over mijn oplossingen voor de garantiestelling wist ik helemaal niet, wat die zou kunnen zijn. De kersverse voorzitter van de VVR (verkozen in 1996), Luc Demuynck en ikzelf hebben half Europa vruchteloos gecontacteerd. Tot uiteindelijk mijn vriend, Walter Capiau zaliger, ons in contact bracht met Johannes Jodocy, de directeur van Gerling Konzern Antwerpen.

Gerling Konzern was, zeker in België, een verzekeraar die vooral geïnteresseerd was in niches en geen risico’s schuwde. Ik hield Jodocy voor dat hij in concurrentie stond met andere verzekeraars (wat niet klopte) en verkreeg condities die de grondslag legden voor de comfortabele financiële positie van de VVRO

en bij uitbreiding ook van de VVR. Deze voorwaarden werden door “de Europese” overgenomen, maar door Amlin stelselmatig afgebouwd.

25 JAAR VVRO

De VVRO is niet alleen een zegen geweest voor de VVR en haar leden, maar ook voor de reisbureausector in haar geheel en vooral voor de consument. Het heeft tevens het voortbestaan van een belangrijk aantal spelers op de markt veilig gesteld en het monopolie van de grote spelers afgeremd.

Door als alternatief te fungeren voor het Garantiefonds heeft zij een monopolie bij de insolventie verzekering en de er aan verbonden hoge premies, verhinderd.

De Vlaamse Solidariteit Reisgelden had twee grote voordelen voor de VVR-leden.

Vooreerst werd hun dossier vanuit hun eigen noden benaderd en niet vanuit het standpunt van de verzekeraar. Er werden (veel) minder bankwaarborgen gevraagd en – op advies van de VVRO – betoonde de verzekeraar meer begrip voor de specifieke karakteristieken van het KMO-reisbureau. Dit was vooral bij Gerling en De Europese het geval.

Ten tweede waren de bijdragen voor de verzekering een stuk goedkoper dan het Garantiefonds. Ook dit aspect werd in 2022 door Amlin afgebouwd.

Een insolventieverzekering (vroeger verzekering financieel onvermogen) was bij de meeste grote verzekeringsmaatschappijen niet echt gegeerd en zeker als die moest gelden voor een sector die niet zo een sterke financiële reputatie had.

Het voorkomen en controleren van de schade was dus zeer belangrijk maar de faillissementenstatistiek van de voorbije 5 jaar van de Vlaamse reisbureaus was  doorslaggevend (VVR-leden tussen haakjes): 1993: 7 (2) – 1994: 2 (1) 1995: 3 – 1996: 7 (3) – 1997: 9 (3).

DE “GERLING” PERIODE (1997-2002)

Op enkele uitzonderingen na (Anka Travel, The Travel Factory/Aurea) was de schade in de Gerling-periode gering. Dit was vooral te wijten aan de uitstekende samenwerking met de VVRO en de strikte opvolging. De zaakvoerders van de probleem-reisbureaus werden opgeroepen door een comité dat vrij snel de Bloedraad werd genoemd waarbij Gerling zich baseerde op de uitstekende rapporten van onze toenmalige boekhouder (Jean-Claude Boterberg). Daarnaast was de schaderegeling uitermate efficiënt door een goede samenwerking tussen de schaderegelaar en de verzekeraar. De cijfers waren als volgt:

In 1998 waren er in Vlaanderen 8 faillissementen waarvan 3 voor  Gerling.

In 1999 waren er 6 faillissementen waarvan er 2 ten laste van Gerling.

In 2000 waren er 9 faillissementen maar geen voor Gerling, dus:  geen schade.

In 2001 waren er 6 faillissementen waarvan 4 ten laste van Gerling.

In 2002 waren er 6 faillissementen waarvan 3 ten laste van Gerling

DE “EUROPESE” PERIODE (2002-2015)

De Europese was minder voorzichtig bij de benadering van de risico’s, ondermeer omdat er ook commerciële motieven meespeelden met betrekking tot hun hoofdactiviteit: de reisverzekeringen. Ook de beperkte schade in de eerste jaren (2003-2008) leidde er toe dat zij wat in slaap werden gewiegd.

In 2003 waren er 14 faillissementen waarvan er 6 ten laste van de Europese vielen, desondanks bedroeg de schade “slechts“ 68.381 €.

In 2004 waren er slechts 3 faillissementen waarvan  2  ten laste van de Europese. Er was echter geen schade.

In 2005 waren er 5 faillissementen waarvan  2 ten laste van de Europese. Er was echter geen schade.

In 2006 waren er 7 faillissementen waarvan  2  ten laste van de Europese. Er was echter slechts 13.815 € schade.

In 2007 waren er 5 faillissementen waarvan 3 ten laste van de Europese. Er was slechts 15.387 € schade.

In 2008 waren er 5 faillissementen waarvan geen enkele ten laste van de Europese.  

De bankencrisis van 2008 sloeg voor de reisbureausector, vanaf 2009 hard toe. Van toen of aan was de schade, behoudens enkele uitzonderlijke jaren, veel groter.

In 2009 waren er 9 faillissementen waarvan 6 ten laste van de Europese. De schade bedroeg 101.815 €.

Vooral het frauduleus faillissement van de gebroeders Coudenys (Explore 360°) veroorzaakte een aanzienlijke schade. De schaderegeling liep echter perfect en alle reizen werden uitgevoerd of terugbetaald. De Europese verzuimde echter om, zoals de curators het deden, de zaakvoerders verantwoordelijk te stellen.

In 2010 waren er 13 faillissementen waarvan 4 ten laste van de Europese. De schade bedroeg 222.391 € en was vooral toe te schrijven aan Xenia Tours. Ook de VVRO leed een aanzienlijke schade maar alle reizen werden, tot tevredenheid van de reizigers, uitgevoerd.

In 2011 waren er 7 faillissementen waarvan 3 ten laste van de Europese. De schade bedroeg 20.047 €.

In 2012 waren er 13 faillissementen waarvan 6 ten laste van de Europese. De schade bedroeg echter slechts 19.1245 €.

In 2013 waren er 11 faillissementen waarvan 8 ten laste van de Europese. De schade bedroeg 181.069 € waar vooral Demeyer/Vrouwenreizen (56.108 €) en Sunset Reizen (122.138 €) voor verantwoordelijk waren. Het ging beide om frauduleuze faillissementen en toch ging “De Europese” niet achter de zaakvoerders aan.

In 2014 waren er 6 faillissementen waarvan 3 ten laste van de Europese. De totale schade bedroeg echter slechts 2.200 €.

In 2015 waren er 8 faillissementen waarvan 7 ten laste van de Europese. De totale schade was zeer groot: 728.113 € waaronder Echo Reizen/Enjoy Paradise (382.284) en Intertravel (337.616).

Ook de zware dossiers (Echo Reizen, Intertravel) werden tot tevredenheid van iedereen (curator, verzekeraar, reizigers) door de schaderegelaar en zijn medewerkers perfect afgehandeld

Vanaf 2015 speelde ook de afschaffing van het reisbureaudecreet een rol. Het wegvallen van een drempel (de verplichte wettelijke borgstelling) zette de deur open voor bedrijven met een zwakke(re) financiële achtergrond;.

DE “AMLIN PERIODE” (2016-2021)

Toen “De Europese” zich volledig uit de Belgische markt terugtrok bleek Amlin, die haar oorsprong vond in de Fortis groep, maar ondertussen wordt gecontroleerd door een internationale groep, bereid om de collectieve polis insolventie en vooral de collectieve polis burgerlijke aansprakelijkheid over te nemen. Er werd een overeenkomst met de VVRO afgesloten voor drie jaar (2016-2018) die stilzwijgend werd verlengd (2019-2021).

De ervaring van Amin met de reissector was echter beperkt en desondanks werden de adviezen van de VVRO niet altijd gevolgd. De schade opgelopen door Amlin was dus groter dan bij de vorige verzekeraars. Volgende cijfers illustreren dit duidelijk:

In 2016 waren er 7 faillissementen waarvan 6 ten laste van Amlin. De totale schade was 95.401 € .

In 2017 waren er 13 faillissementen waarvan 5 ten laste van Amlin. .De schade bedroeg 506.531 € te verhogen met 253.412 € ingevolge het faillissement van Sorif dat door Amlin zelf werd behandeld.  De Reisspecialist zorgde voor een schade van 499.782 €.

Ondanks het feit dat het overduidelijk was dat de eigenaar van De Reisspecialist grote sommen, kort voor het faillissement, uit de vennootschap had gehaald, is Amlin daar niet achter aan gegaan.

In 2018 waren er 5 faillissementen waarvan 3 ten laste van Amlin. De totale schade bedroeg 85.414 €.

In 2019 waren er 8 faillissementen waarvan 2 ten laste van Amlin. De totale schade bedroeg 49.892 €.

En dan kwam er de coronacrisis die er voor zorgde dat Exclusive Destinations, die al in de financiële problemen verkeerde NIET werd overgenomen.

In 2020 waren er 8 faillissementen, allen ten laste van Amlin. Het was het slechtste jaar ooit voor de verzekeraar insolventie met als droevig hoogtepunt: Exclusive Destinations met een schade van 902.911 €.  Maar ook de schade bij  Spillemaeckers, Africa Genius en Trails was aanzienlijk.

Dat in 2021 het aantal faillissementen relatief beperkt bleef (5 faillissementen, allen ten laste van Amlin met een totale schade van 54.863 €) was één van de redenen dat besloot om de verzekering insolventie voor 2022 toch verder te zetten.

2022 EN VERDER …

In de loop van 2021 bleek dat de overheid een monopolie van het Garantiefonds niet zag zitten en bereid bleek het uitvoeringsbesluit op de reiscontractenwet te wijzigen zodat de verzekeraars wel degelijk een plafond zouden krijgen om hun schade te beperken Dit KB is echter tot op heden niet verschenen.

 

Amlin was dus bereid om 2022 nog te verzekeren en de overeenkomst met de VVRO – met een aantal aanpassingen – voor minstens één jaar verder te zetten.

Aangezien geen enkele verzekeraar – zonder een wettelijk vastgelegd plafond – bereid bleek om een polis aan te bieden, had de VVRO geen enkele keuze dan de voorwaarden van Amlin – kokhalzend – door te slikken.

De VVRO moest een hogere premie betalen en verwerkte die, netto, in de bijdragen van de VVR-leden. Daarenboven werd er – onder protest van de VVRO – ook premie geëist op niet- of weinig risicodragende activiteiten bijv. ticketing en verkoop voor touroperators.

Tenslotte weigerde Amlin nog nieuwe polissen af te sluiten zodat er in 2022 wel degelijk een monopolie van het Garantiefonds tot stand kwam. Amlin maakte wel een uitzondering door zelf een polis af te sluiten met het “nieuwe Neckermann”.

Ondanks de strenge eisen van Amlin en de slechtere financiële voorwaarden, slaagde de VVRO, vooral door de inspanningen geleverd door Bart De Baere,  er in, om de meeste VVRO-leden verzekerd te krijgen. Het feit dat de VVRO, op basis van de afrekeningen van 2019 en 2020, aanzienlijke bedragen aan haar leden  terug stortte, heeft daar ongetwijfeld bij geholpen.

Maar ook het vertrouwen dat u, onze leden, in ons heeft gesteld, heeft ons beroerd en ontroerd.

BESLUIT

Ongeacht of de leiding van de VVR en/of de VVRO mij nog taken en verantwoordelijkheden toekent, blijft ik ter beschikking van elk individueel VVR-lid voor advies, bijstand en een luisterend oor. Ik heb hiervoor volgende maatregelen genomen of zal ze binnenkort nemen:

  • Een nieuwe lens in mijn linkeroog, zodat ik klaarder zie
  • Beroep doen op de heer Laperre omdat “alles begint met luisteren”
  • Een nieuw gebit om nog te kunnen blijven bijten
  • Een nieuwe heup en misschien ook een nieuwe knie, om zo nodig, heupwiegend door de knieën te kunnen gaan.

Tenslotte wil ik nog even het woord richten tot mijn opvolgers in de VVR en de VVRO.

In 2017 schreef Jan Peeters over mij het volgende:

De man koppelt een legendarische dossierkennis aan een machiavellistische professionele levenshouding. Hij heeft mensen afgeblaft, beledigd, bedreigd en de hemel ingeprezen. Telkens met een reden, gekoppeld aan een doelstelling.

Ik kan deze analyse niet ontkennen en voeg er aan toe: deze strategie heeft er toe geleid dat de VVR, die uit niets is ontstaan, ooit – onder mijn leiding – bij de Vlaamse reisbureaus een marktaandeel van 72 % heeft bereikt – wat vandaag niet meer het geval is – en financieel uitermate gezond en onafhankelijk is.

Ik roep hen – mijn opvolgers – dan ook op.

Verloochen NOOIT uw Vlaamse ziel

En vergeet NOOIT voor wie u werkt en wie u betaalt:

de VLAAMSE ONAFHANEKKLIJKE REISAGENT

Het gaat u allen, goed!

vlaamse leeuw

Antoon Van Eeckhout
Erevoorzitter VVR
Erevoorzitter VVRO
Lid van de VVR en de VVRO (met Belfort Reizen bv, erkenning  nr. 2053)